Proefopgave
Nederlands
Telwoorden
Wat is de relatie tussen vorm (uitspraak) en
betekenis (waarde) van gehele getallen in het
Nederlands? Voor de laagste gevallen van de reeks
(1, 2, 3, …) is die geheel willekeurig: de uitspraak
van 1 is ‘één’, die van 2 is ‘twee’, die van 3 is
‘drie’, enzovoort. Kort genoteerd: u(1) = ‘één’;
u(2) = ‘twee’; u(3) = ‘drie’. Bij hogere getallen is
er wel sprake van systematiek in de relatie tussen
uitspraak en getalswaarde. Bijvoorbeeld: de
uitspraak van 22 is “tweeëntwintig”, die van 23 is
“drieëntwintig”, enz.; kort genoteerd:
u(22) = u(2)+‘en’+u(20), u(23) = u(3)+‘en’+u(20),
enz.
Vraag 1
Formuleer de regels voor de relatie tussen de
uitspraak en de getalswaarde in het Nederlands van
de gehele getallen tussen 10 en 1000, en wel
zo beknopt mogelijk (d.w.z. met zo weinig
mogelijk regels).
In onderzoek op scholen in Californië is gebleken
dat kinderen van Aziatische afkomst gemiddeld
sneller en gemakkelijker leerden rekenen dan
kinderen met Engels als moedertaal/thuistaal. De
onderzoekers vonden geen verschillen in
sociaal-culturele achtergrond of gemiddelde
intelligentie, en concludeerden dat de enige factor
die verwantwoordelijk gesteld kon worden voor het
verschil in rekenprestaties een taalverschil was: in
de moedertaal van de Aziatische kinderen hebben
getallen groter dan 10 een vorm van het type
‘tien-één’ (voor de waarde 11), ‘tien-twee’ (voor de
waarde 12), ‘twee-tien’ (voor de waarde 20),
enzovoorts.
Vraag 2
Wat voorspelt deze hypothese voor de rekenprestaties
van kinderen met Nederlands als moedertaal? Kies
het juiste antwoord en beredeneer je keuze.
1)
Ze doen het beter dan de Engelstalige kinderen.
2)
Ze doen het even goed/slecht als de Engelstalige
kinderen.
3)
Ze doen het slechter dan de Engelstalige kinderen. |