Het begrip
numeracy duikt voor het eerst op in Engeland in de jaren vijftig van
de vorige eeuw. In 1959 verscheen het Crowther Report over de staat
van het onderwijs voor leerlingen van 15-18 jaar. De definitie van
numeracy in dat rapport omvatte “niet alleen het vermogen om
kwantitatief te redeneren maar ook enig begrip van de
natuurwetenschappelijke methode en enige kennis van de
natuurwetenschappelijke resultaten.”
Daarna is
het aantal definities van en opvattingen over “numeracy” snel
gegroeid.
In Nederland
is in de jaren zeventig voor het eerst het begrip gecijferdheid
gebruikt, het werd en wordt vooral op de PABO gebruikt
als professionele
gecijferdheid van de docent (kennis nodig om het wiskundige denken
van kinderen te kunnen volgen) of de ontluikende gecijferdheid van
jonge kinderen (de fysieke en cognitieve ontwikkeling op
kwantitatief gebied).
Recent wordt
gecijferdheid breder gebruikt (kerndoelen basisvorming,
profielcommissies, onderwijsraad)
als het vermogen om te gaan met de kwantitatieve wereld om
ons heen. Deze meer maatschappelijk betekenis van gecijferdheid is
van de laatste 10 jaar. Het woord is nog niet opgenomen in het
Groene Boekje der Nederlandse Taal (Ook hier wacht meneer Van Dale
nog steeds op antwoord). Nu kun je definities in allerlei omvang en
van allerlei verschillend abstractieniveau bedenken. Interessanter
wordt het om te bedenken wat iemand dan nodig heeft om adequaat en
autonoom om te gaan met de kwantitatieve kanten van de wereld om ons
heen. Daarover leven zeer verschillende beelden bij mensen. Ook de
daaraan gekoppelde opvattingen over inhoud en hoe dat te leren
kunnen sterk verschillen.
In Engeland
en Amerika is een
framework (Maquire & O’Donoghue, 2002) ontwikkeld
om grip te krijgen op die verschillende beelden van en opvattingen
over numeracy/gecijferdheid.
Dit
framework is recent weer beschreven
in “A review of Literature in Adult Numeracy: Research and
Conceptual Issues (AIR, 2006)”.
Dat
framework ziet er als volgt uit:
De ontwikkeling van het begrip gecijferdheid in toenemende
verfijning/complexiteit/uitgewerktheid van boven naar beneden.
Formative phase
|
Recht toe recht aan fase
De smalle benadering
|
Basisbewerkingen rekenen
|
Mathematical phase
|
De wiskundige fase
De wiskundige benadering
|
Wiskunde in contexten uit het dagelijks leven
|
Integrative phase
|
De geïntegreerde fase
De brede benadering
|
Wiskunde en rekenen, geïntegreerd met het culturele,
maatschappelijke,
persoonlijke en emotionele.
|
Globaal kun
je zeggen dat de eerste smalle benadering in de jaren 60 en 70
dominant was, de wiskundige benadering in de jaren 80 en 90 en de
brede benadering de laatste 10 jaar.
Dat neemt
niet weg dat opvattingen over wat gecijferdheid is of zou moeten
inhouden in willekeurig welk tijdperk het hele scala van
benaderingen kan beslaan.
Zo was de
smalle benadering nog te vinden in de UNESCO International Standard
Classification of Education in 1997. Daar wordt gesproken van “simple
and functional numeracy”. Simpel slaat dan op de inhoud en
vaardigheden en functioneel op het gebruik er van. Het beeld is niet
breder dan het beheersen van elementaire basisbewerkingen en die
toepassen. Gecijferdheid wordt eenvoudig gedefinieerd als kunnen
rekenen, iets dat je in je jonge jaren leert. Omdat gecijferdheid
wordt gezien als bestaande uit eenvoudige basisvaardigheden, hoort
daar vaak ook de opvatting bij dat alle kinderen en mensen die
vaardigheden eenvoudig kunnen leren. Wereldwijd blijkt de praktijk
vaak weerbarstiger.
In de
wiskundige fase is de opvatting over gecijferdheid veel breder: het
gaat over hoe getallen in situaties voorkomen: geld , percentages,
kranten. Er wordt waarde gehecht aan aspecten van algebraïsch,
meetkundig en statistisch denken. Er komen zaken bij als probleem
oplossen , interpreteren en beslissen. In Nederland zien we dit
sterk terug in de invoering van wiskunde A en B in de bovenbouw van
havo en vwo in de jaren 80. Vooral in wiskunde A werd wiskunde voor
allen nagestreefd. Ook in het basisschoolprogramma en in het
onderbouwprogramma voor het voortgezet onderwijs zie je elementen
van deze benadering terug. Nederland is internationaal gezien
daarmee één van de weinige landen die deze wiskundige benadering van
gecijferdheid ook daadwerkelijk substantieel heeft ingevoerd in het
onderwijs. Dat wordt ook gezien als een van de belangrijkste
factoren voor de hoge scores van Nederland op internationaal
vergelijkende onderzoeken. Dit verloopt overigens niet geheel
probleemloos. In veel gevallen is het verworden tot het individueel
maken van sommen over
contexten op papier uit een boek.
Wereldwijd
vallen op dit moment de meest recente definities van gecijferdheid
in de geïntegreerde fase. In deze fase wordt gecijferdheid gezien
als een complex, veelvormig en verfijnd concept, waarin wiskunde,
communicatie, en de culturele, maatschappelijke emotionele en
persoonlijke aspecten verweven zijn. In deze opvatting is een
individu een kennisproducent zowel als een kennisgebruiker.
Gecijferd zijn is dan veel meer dan in staat zijn
basisbewerkingen uit te voeren. Het is een kritische houding waarmee
voortdurend een verbinding wordt gelegd tussen rekenen, wiskunde en
de wereld om ons heen, met al zijn diversiteit in kwantitatieve
verschijningsvormen. Verschillende situaties kunnen een heel
verschillend beroep doen op de vorm van gecijferdheid van een
individu. Deze opvatting van gecijferdheid sluit bijvoorbeeld aan
bij onderwijsvormen waarin mensen kennis en vaardigheden en
persoonlijke kwaliteiten ontwikkelen in authentieke situaties.
Op een andere manier vormgegeven zien de fases er zo uit.
Vrijwel
overal ter wereld zie je een gestage ontwikkeling van de smalle naar
een brede benadering. Dat is ook consistent met de meer algemene
tendensen in onderwijs (meer samenhangend en betekenisgericht,
grotere aandacht voor daadwerkelijke transfer)
en maatschappij (complexer, steeds grotere kwantitatieve
diversiteit, steeds meer geautomatiseerd).
In diverse
landen (USA, Australië, en recent Nederland) ontstaat echter
op
gezette tijden ook weer een beweging die sterk aandringt op
terugkeer naar de smalle benadering. Wat deze bewegingen
gemeenschappelijk hebben is dat zij meestal voortkomt uit de
academische (wiskunde) wereld en dat zij gepaard gaat met een
mediaoffensief, waarin de huidige staat van het onderwijs sterk
wordt bekritiseerd en als extreem slecht wordt beoordeeld. Ook de
visie op wat leren is, beperkt zich vaak tot het aanleren van
technische of algoritmische handelingen.
De bijbehorende discussie
is vaak emotioneel, polariserend en wantrouwend.
Framework voor gecijferdheid in
pdf
Framework voor gecijferdheid in
xps
|