Zie ook Definities in
onderwijsrapporten
In het ontwerpadvies (december 2006) schijven de
profielcommisies:
6.4 Gecijferdheid
In het ‘Kortetermijnadvies’ geven de
Profielcommissies het grote belang aan van “een hoge mate van
gecijferdheid in het dagelijks leven” en stellen zij dat “in elk
profiel een substantieel deel ingeruimd dient te worden voor het
onderwijs in gecijferdheid”. Van leerlingen in de tweede fase
verwachten de Profielcommissies dat zij, ongeacht hun profiel, de
kennis, vaardigheden en persoonlijke kwaliteiten bezitten, om
adequaat en autonoom de kwantitatieve kant van de wereld om ons heen
te kunnen hanteren.
Er bestaan verschillende definities voor
begrippen als wiskundige geletterdheid en gecijferdheid. De
Profielcommissies geven de voorkeur aan het begrip gecijferdheid en
hanteren ten behoeve van de advisering de volgende globale
omschrijving: het kunnen uitvoeren van rekenkundige bewerkingen op
basis van kennis van en inzicht in hoe rekenen met getallen en
eenheden werkt en hoe de uitkomsten kunnen worden gepresenteerd in
getalsvorm, grafieken, tabellen of andere statistieken. De
Profielcommissies achten het zinvol onderscheid te maken tussen een
passieve gecijferdheid en een actieve gecijferdheid. Bij passieve
gecijferdheid gaat het om het vermogen om processen en producten
uitgedrukt in kwantiteiten als verhoudingen, percentages, grafieken
en tabellen te kunnen doorzien en beoordelen op juistheid en
betekenis. Bij actieve gecijferdheid gaat het om vermogens om zelf(standig)
berekeningen met getallen te kunnen uitvoeren en deze te kunnen
representeren in grootheden, grafieken, tabellen en andere
statistieken. Passieve gecijferdheid vraagt ook een zekere
geoefendheid in het manipuleren met rekenkundige bewerkingen om de
aangegeven passieve vaardigheden te kunnen inzetten. De
Profielcommissies focussen zich daarom op de actieve gecijferdheid.
Als kennis- en vaardigheidsdomeinen komen bijvoorbeeld de volgende
onderdelen in aanmerking:
• hoofdrekenen;
• breuken, percentages, verhoudingen, decimalen;
• meten en meetkunde;
• informatieverwerking en statistiek;
• woordalgebra, verbanden, grafieken en functies.
De profielcommissies achten het van belang om deze gecijferdheid te
versterken. Pabo-opleidingen constateren dat de rekenvaardigheden
van veel studenten niet voldoen aan de eisen die gesteld worden. De
Profielcommissies achten het dan ook van belang om de gecijferdheid,
beheersing van basiskennis en -vaardigheden, te versterken. Hoewel
rekenen en wiskunde behoren tot dezelfde stam van de denkbeeldige
boom, moeten de basale kennis en vaardigheden op het gebied van het
rekenen niet aangeleerd worden in de kern van de wiskundeprogramma's
in de tweede fase havo en vwo. Kennis en vaardigheden hiervan worden
aangeleerd in het primair onderwijs. In de onderbouw en bovenbouw
van het voortgezet onderwijs worden deze kennis en vaardigheden
verder versterkt en geborgd.(Paragraaf
6.4 Wiskunde)
Dit is verrassend en niet verrassend.
Verrassend omdat ik op 29 september 2005 een
presentatie
gaf aan de profielcommissies over gecijferdheid op basis van
nationale en internationale wetenschappelijke onderzoeken op dat
gebied. In de commissie leek vatbaarheid te zijn voor de opvatting
dat leerlingen moeten leren kritisch om te gaan met de kwantitatieve
kant van de wereld om ons heen en dat daar hele andere zaken voor
nodig zijn dan het oefenen van formele sommen1). Het
omgaan met de kwantitatieve kant van de wereld om ons heen vraagt
specifieke cognitieve vaardigheden die van basisschool tot
voortgezet onderwijs ontwikkeld moeten worden: interpreteren,
schatten, modelleren, denken in verhoudingen, hoofdrekenen met
sleutelgetallen, .... De inzet van moderne technologieën daarbij is
vanzelfsprekend. Een verdere modernisering van wiskunde A en een goed ontwerp van
wiskunde C zou daarbij veel kunnen helpen.
Hiervan zijn nog wel
sporen zichtbaar in het advies (par.
6.4).
De profielcommissies kiezen echter een eenzijdige interpretatie in de richting van inoefenen van
basisvaardigheden. Dat is niet verrassend omdat de laatste maanden van 2006 elke discussie
in de media en in commissies over rekenen, wiskunde en
gecijferdheid in de richting lijkt te gaan van het inoefenen van
basisvaardigheden.
Helaas wordt wereldwijd elke dag aangetoond dat het inoefenen van
formele algoritmen voor de meeste leerlingen eerder leidt tot "Math-Anxiety",
angst en afkeer van wiskunde, dan tot bruikbare kennis en
vaardigheden in het dagelijkse leven.
Het inoefenen van formele basisvaardigheden leidt niet tot
gecijferdheid. De angst voor wiskunde die er door kan optreden leidt
echter wel tot ongecijferdheid, het vermijden van alles dat met getallen te maken
heeft. Daarover zijn internationaal honderden
artikelen verschenen 2). Het paard wordt hiermee dus wel
heel erg achter de wagen gespannen.
Blijkbaar zijn voor zowel de
onderwijsraad als de
profielcommissies de populistische tendensen in het Nederlandse publieke en
politieke debat over basisvaardigheden belangrijker dan de evidence
based tendensen in het internationale
wetenschappelijke debat over "Mathematical Literacy".
De fundamentele denkfout in de discussie is dat het niveau aan
basisvaardigheden wordt afgeleid uit het scoren van leerlingen op
toetsen en niet uit het nuttig en effectief gebruik door
leerlingen in allerlei situaties.
En wat nu als die toetsen inmiddels helemaal geen relevante
vaardigheden voor de huidige leerlingen in de huidige maatschappij
meer representeren?
Zie ook Definities in
onderwijsrapporten
1) Mathematical literacy has been defined in a wide
variety of ways over the past few years and one thing everyone more
or less has come to agree on is that mathematical literacy cannot be
defined in terms of mathematical knowledge. Mathematical literacy is
in fact mainly about the functional aspect of mathematical knowledge.
It is about individual competencies to use mathematical knowledge in
a practical, functional way; mathematical literacy in order to …. or
mathematical literacy for … (Jablonka,
2003, gepubliceerd in 2)
2) A.J. Bishop, M.A.Clements, C. Keitel, J. Kilpatrick,
F.K.S. Leung (Eds.). Second International Handbook of Mathematics
Education. The Netherlands, Dordrecht: Kluwer Academic
Publishers
|